
Leerdoelen
Hier vindt je alle leerdoelen
Leerdoelen van periode 2 kan je hier vinden:
https://natuurkunde-periode-2-4h.webnode.nl/contact/</h3>C1.3b Je legt uit verschillende soortenkrachten; zwaartekracht, schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht, luchtweerstandskracht, normaalkracht, spankracht, spierkracht, veerkracht.
zwaartekracht: de zwaartekracht bereken je met de formule Fz= m x g. de zwaarte kracht is de kracht die op een voorwerp word uitgeoefend door bv de aarde.
schuifwrijvingskracht: Als je 2 voorwerpen over elkaar laat bewegen ontstaat er een schuifwrijvingskracht. Deze kracht word aangegeven met Fw,schuif.
rolweerstandskracht: als een voorwerp met wielen in beweging word gebracht ontstaat er een rolweerstandskracht. deze kracht gaat tegen de beweging in. Deze kracht word aangegeven met Fw,rol.
luchtweerstandskracht: als er een voorwerp door de lucht beweegt ontstaat er luchtweerkracht. dit is een tegenwerkende kracht tegen de zwaartekracht. Deze kracht word aangegeven met Fw,lucht.
normaalkracht: de normaalkracht De normaalkracht word aangegeven met Fn. Dit is de kracht die een ondersteunend vlak uitoefent op een voorwerp. de richting van de normaalkracht zit altijd loodrecht op het ondersteunend vlak
spankracht: de spankracht is de kracht die ontstaan als een touw word aangespannen deze kracht word aangegeven met Fspan.
spierkracht: spierkracht is de kracht die je spieren uitoefenen
veerkracht: deze kracht word aangegeven met Fveer en kan je berekenen met de formule: Fveer= C x u.
C1.4 Je kunt de eerste wet van Newton uitleggen én toepassen.
De eerste wet van newton houd in dat als een voorwerp geen resulterende kracht werkt, staat het voorwerp stil of beweegt het in een eenparige beweging. De massa komt dus pas in beweging als er een kracht wordt gebruikt. De formule van de 1ste wet van newton is v=constant <---> Fres=0. Als je bijvoorbeeld een steen een duw geeft op een gladde ijsbaan, beweegt de steen met een constante snelheid naar voren. Er werkt geen spierkracht en is de resulteerde kracht 0.
Zie bijlagen voor toepassing,
C1.3a Je kunt krachten op een systeem(voorwerpen)aan de hand van een vectortekening analyseren, waaronder het samenstellen van en ontbinden in componenten met behulp van de parallellogram-methode én het bepalen van de grootte en/of richting van krachten uit een vectortekening. (het opstellen van een krachtenschaal).
zie bijlagen.
C1.5 Je kunt de tweede wet van Newton uitleggen én toepassen
De
tweede wet van Newton stelt dat de resulterende kracht (F) op een object gelijk
is aan de massa (m) van het object vermenigvuldigd met de versnelling (a) van
het object. Dit
betekent dat als er een resulterende kracht op een object wordt uitgeoefend,
het object zal versnellen in de richting van die kracht. Hoe groter de kracht
is, hoe groter de versnelling van het object zal zijn. En hoe groter de massa
van het object is, hoe groter de kracht moet zijn om het object te laten
versnellen met dezelfde versnelling als een object met een lagere massa.
•De
eenheid van kracht in het SI-stelsel is de newton (N), de eenheid van massa is
de kilogram (kg) en de eenheid van versnelling is meter per seconde kwadraat
(m/s²). Dus de eenheid van de resulterende kracht in de tweede wet van Newton
is de newton (N). De formule van de 2e wet van Newton is F=m*a.
Zie bijlagen voor toepassing.
C1.6a Je kunt de derde wet van Newton uitleggen én toepassen.
De derde wet van newton houd in dat als voorwerp A een kracht uitoefent op voorwerp B, dat voorwerp B dezelfde kracht uitoefent op voorwerp A. Alleen met een tegengestelde richting.
C1.6b Je kunt uitleg geven aan de begrippen; actiekracht, reactiekracht en gewicht.
Actiekracht en reactiekracht: zo worden de krachtenparen genoemd, het maakt niet uit welke van de 2 krachten een actiekracht of een reactiekracht word genoemd. Omdat beide krachten in evenwicht zitten.
Gewicht: de gewicht is een kracht die een krachtenpaar met de normaalkracht vormt
C1.7a Je kunt uitleg geven aan de begrippen; draaipunt, zwaartepunt, aangrijpingspunt, werklijn, arm, moment.
Draaipunt: De draaipunt is een punt in het midden van een voorwerp die gedraaid wordt.
Zwaartepunt: Het zwaartepunt is het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is.
Aangrijpingspunt: Het aangrijpingspunt is de plaats waar de twee voorwerpen elkaar raken, of het idden van het contactoppervlak.
Werklijn: Een lijn die wordt gebruikt in een grafiek, om een bepaalde punt te kunnen weten.
Arm: Met "arm" wordt het bedoeld dat de afstand van een draaipunt tot de werklijn van een kracht.
Moment: Een moment is een kracht die niet iets een bepaalde richting probeert op te duwen, maar een kracht die iets rond wil laten draaien of roteren.
C1.7b Je kunt de momentenwet/hefboomwet toepassen op stilstaande voorwerpen.
zie bijlagen
Hierbij de uitleg bij opgave 31 uit het boek:
Opgave a: de vraag is: geef van ieder moment de draairichting. Het antwoord hierop is: bij het moment van de spankracht linksom en bij het moment van de zwaartekracht rechtsom.
Opgave b: de vraag is leg uit wat je weet over de grootte van de twee momenten. Het antwoord op deze vraag is: de momenten zijn even groot. Dit komt doordat er evenwicht is. De brugdek wordt op zijn plaats gehouden.
Opgave c: de vraag is: is de zwaartekracht groter dan, kleiner dan of even groot als de spankracht? Leg je antwoord uit. Deze vraag kun je beredeneren met de hefboomwet. Je kunt de arm aflezen op de afbeelding. De zwaartekracht grijpt in het midden van de brugdek aan en de arm van de spankracht in het uiteinde van het brugdek. De arm van de spankracht is dus groter dan die van de zwaartekracht. Het touw houdt het brugdek in evenwicht. Mzw=Mspier. Fzw x Fzw = Fspier x Fspier. rspan is groter dan rzw. De zwaartekracht is dus groter dan de spankracht.
Opgave d: de vraag is: waar bevindt zich het aangrijpingspunt van deze derde kracht. Het antwoord hierop is: Het aangrijpingspunt bevindt zich in het draaipunt van het brugdek. Dit is ook de normaalkracht.
C1.7c Je kunt berekeningen maken alleen in situaties waarbij twee krachten werken waarvan de werklijnen niet door het draaipunt gaan.
zie bijlagen